FeLV en FIV
Regelmatig worden katten getest op FeLV en FIV. FeLV staat voor het Feline (=katten) leukemie virus en FIV voor het Feline immunodeficiëntie virus, ofwel kattenaids. Beide virussen veroorzaken persisterende infecties die kunnen leiden tot ernstige klinische verschijnselen en sterfte.
FeLV
Het kattenleukemievirus verspreidt zich vooral via speeksel, maar kan ook via urine, melk of ontlasting overgedragen worden. Ook kan het via de baarmoeder overgebracht worden aan kittens. Het zijn vooral de uiterlijk gezonde katten die FeLV bij zich dragen die zorgen voor het verspreiden van FeLV. Voor infectie is vaak langdurig intensief contact nodig. Het virus is buiten het dier maar een paar minuten levensvatbaar, want na een paar minuten gaat het door uitdroging dood.
Als een kat geïnfecteerd raakt, is het na zo’n 6 weken zichtbaar in het bloed en is vanaf dan het uitvoeren van een test zinvol. Na enkele maanden tot uiterlijk 3 jaar krijgt de kat ziekteverschijnselen. De meest voorkomende symptomen zijn een verzwakt immuunapparaat (verzwakte afweer) en bloedarmoede. Door de verzwakte afweer worden katten gevoeliger voor allerlei infecties.
Het testen op FeLV gebeurt in 1e instantie met de sneltest bij ons in de praktijk (SNAP-test). Als deze een negatief resultaat geeft, is deze uitslag zeer betrouwbaar, dat wil zeggen: de kans dat de kat dan echt geen FeLV heeft is zeer groot. Mocht de test positief zijn, dan is er 50% kans dat het ‘vals’ positief is, oftewel de kat heeft in het echt geen FeLV. Een positieve uitslag bij de SNAP-test dient daarom altijd te worden gecontroleerd door een 2e test in een laboratorium.
Er is geen therapie voor FeLV. Er kan wel geprobeerd worden de infecties door de verminderde afweer tegen te gaan met ontstekingsremmers en antibiotica.
FIV
Het kattenaidsvirus is verwant aan het mensenaidsvirus, maar specifiek voor de kat. Een mens kan dus niet geïnfecteerd worden door een kat met aids. Infecties met FIV komen vooral voor bij katten die buiten komen en vaker bij katers dan bij poezen. Dit heeft te maken door de wijze van overdracht die vooral gebeurt door vecht- en bijtwonden. Ook kan het via de baarmoeder doorgegeven worden aan kittens.
De eerste ziekteverschijnselen kunnen al na een paar weken optreden: koorts, verminderde weerstand en vergrote lymfeknopen. Vervolgens kan een periode volgen waarin de katten geen symptomen laten zien, dit kan wel 5 jaar duren. Uiteindelijk worden ze toch ziek en krijgen allerlei klachten die te maken hebben met een verminderde weerstand, vergelijkbaar bij de mens. De prognose is bij een kat met FIV beter dan bij een kat met FeLV.
De sneltest (SNAP-test) kan vanaf 4 weken na infectie gedaan worden. Net als bij FeLV geldt dat een negatieve uitslag een zeer betrouwbare is, echter een positieve uitslag moet in een laboratorium bevestigd worden.
Er is geen therapie voor FIV. Er kan wel geprobeerd worden de infecties door de verminderde afweer tegen te gaan met ontstekingsremmers en antibiotica.