Tumoren bij de hond
Bijna de helft van de honden krijgt op latere leeftijd te maken met één of andere vorm van kanker. Jonge honden kunnen ook bepaalde vormen van kanker krijgen, maar dat zien we gelukkig minder vaak.
Wat is kanker en wat kunnen we er aan doen?
In het lichaam zijn cellen continu bezig zich te delen. De oude cellen sterven af, maar door deling ontstaan weer nieuwe cellen. Het lichaam vernieuwt zich steeds. Dit is een ingewikkeld proces dat door het lichaam strak gereguleerd wordt. Af en toe gaat er iets fout bij die deling. In 99,9% van de gevallen heeft dit geen gevolgen voor het lichaam. Het lichaam beschikt gelukkig over een goed bewakingssysteem, waardoor afwijkende cellen snel vernietigd kunnen worden. Echter in een enkel geval krijgt het lichaam het niet onder controle en kan de cel zich ongehinderd blijven delen. Hierdoor ontstaat een tumor. Soms is dat op één plek in het lichaam, maar soms gebeurt het op meerdere plekken tegelijk (bijvoorbeeld lymfeklier kanker).
Waarom krijgt de ene hond wel kanker en de andere niet?
Van bepaalde rassen is bekend dat ze een genetische (erfelijke) aanleg hebben voor bepaalde soorten kanker. Ook is bekend dat in huishoudens waar veel gerookt wordt, de hond een grotere kans heeft op het krijgen van kanker. Tevens blijkt op grond van statistieken dat huisdieren die in de stad verblijven, vaker kanker krijgen dan dieren op het platteland. Maar van veel vormen van kanker weet men de aanleiding niet en kun je van toeval spreken.
Er zijn goedaardige (benigne) en kwaadaardige (maligne) tumoren. Goedaardige tumoren groeien het omringende weefsel niet in, maar drukken het soms wel weg. Ook hebben ze niet de neiging om uit te zaaien naar andere delen van het lichaam. Ze beperken zich meestal tot één soort weefsel en een plek. Een bekende goedaardige tumor bij oudere honden is de vetbult (lipoom). Ondanks dat deze goedaardig is, kan hij wel erg groot kan worden en in de weg gaan zitten.
Kwaadaardige tumoren worden onderverdeeld in twee categorieën: de lokaal kwaadaardige tumoren en de uitzaaiende tumoren.
De lokaal kwaadaardige tumoren groeien het weefsel in waarin ze zijn ontstaan. Ze vormen daarbij kleine uitlopers die steeds verder het omringende weefsel ingroeien. Ze brengen zo veel schade aan het weefsel toe. Ook zijn ze lastig te verwijderen omdat je niet kunt zien waar en hoe diep ze het omringende weefsel indringen.
De uitzaaiende tumoren groeien ook het weefsel in, maar verspreiden daarnaast tumorcellen via lymfe of bloed. De tumorcellen nestelen zich in andere organen, zoals de lever en/of de longen, waar ze ook weer gaan groeien en daar veel schade aanrichten. Deze uitzaaiingen geven meestal meer problemen dan de oorspronkelijke tumor.
Om te weten met welke soort tumor we te doen hebben, worden vaak eerst biopten genomen. Dit kan soms heel eenvoudig: met behulp van een naald zuigen we enkele cellen uit de tumor. Bij inwendige organen, zoals de lever of de milt, gebeurt dit meestal onder echo begeleiding. De cellen worden gekleurd en een deskundige kan dan vaak wel zeggen om wat voor tumor het gaat. Soms is het beter om een stukje weefsel weg te halen voor de diagnose. Het is belangrijk om te weten met welke tumor we van doen hebben. Aan de hand daarvan kan men beslissen wat de beste therapie is.
Er zijn tegenwoordig gelukkig een heleboel mogelijkheden om tumoren te behandelen. Operatie en verwijderen van de tumor is bij goedaardige en lokaal kwaadaardige tumoren altijd de eerste keus. Vaak kunnen hiermee de meeste dieren genezen worden. Bij de lokaal kwaadaardige tumoren moet de tumor wel ‘ruim’ weggenomen worden vanwege de niet zichtbare uitlopers. Soms leidt dit tot het verwijderen van een stuk ribwand of zelfs tot poot amputatie. Als de tumor verwijderd is, wordt deze meestal opgestuurd naar een laboratorium waar men kijkt of de tumor in zijn geheel verwijderd is. Blijken er toch nog uitlopertjes tot aan de rand van het operatiegebied te lopen, moet er of opnieuw geopereerd worden of met bestraling het resterende tumorweefsel verwijderd worden. Dit kan niet bij alle tumoren. Sommige tumoren zijn minder gevoelig voor bestraling. Ook kan de bestraling te veel schade aanrichten aan het omringende gezonde weefsel. Vaak moet men dan wel, soms elke dag, gedurende een paar weken naar een speciale kliniek voor nabehandeling.
Bij uitzaaiende kwaadaardige gezwellen moet eerst gekeken worden of de tumor al uitgezaaid is en naar welke organen. Dit wordt gedaan via echo of een MRI scan. Aan de hand van de hieruit verkregen gegevens wordt er gekeken of na een operatie, chemotherapie een oplossing is. Bij chemotherapie worden stoffen gebruikt die vooral giftig zijn voor sneldelende cellen (tumorcellen). Chemotherapie bij honden wordt met minder ‘heftige’ middelen gedaan dan bij mensen en ook vaak minder intensief. Bij honden zien we dan ook minder bijwerkingen zoals braken, diarree en een verstoring van de bloedaanmaak. De dieren zijn er over het algemeen veel minder ziek door en de haren vallen ook niet uit. Sommige soorten van kanker bij honden (maligne lymfoom) reageren heel goed op chemotherapie en geven de honden in 50-60% van de gevallen een extra overlevingstijd van een jaar.
Immuun therapie wordt tegenwoordig ook bij dieren toegepast. Door bepaalde middelen in de tumor te spuiten wordt het afweerapparaat van de hond zodanig geprikkeld dat het lichaam de tumorcellen aan zal vallen en proberen te vernietigen. Deze behandeling staat echter nog in de kinderschoenen.
Bij al deze behandelingen is het heel belangrijk de kwaliteit van leven van het dier in de graten te houden. Het gaat er niet alleen om dat het dier langer kan blijven leven, maar het moet ook nog een ‘hondwaardig’ leven zijn.
Conclusie is dat het verstandig is om van elk bultje, ook al ziet het er onschuldig uit, een biopt te laten nemen. Aan de hand van de uitslag kan men in overleg tussen eigenaar en dierenarts besluiten wat in dat specifieke geval de beste manier van behandelen is, of zelfs niet behandelen.